Vlak voordat hij in militaire dienst ging, voetbalde Val Kokhuis in het eerste elftal van avv Sloterdijk, een dorpsclub in Amsterdam-West. Pas in Groot-Brittanië heeft hij zich gespecialiseerd in het keepen. Dit ging zó goed dat hij werd opgeroepen voor de selectie van het Nederlands militair elftal.
Kokhuis speelt in die oorlogsjaren geregeld interlands tegen geallieerde teams die in Groot-Brittannië ook een militaire voetbalploeg kunnen opstellen. Een duel dat werd gespeeld in het Londense Wembley-stadion, tegen België, gaat aan hem voorbij. Juist dan moet hij genoegen nemen met een plaatsje op de reservebank. Onder de lat krijgt Wim Brinkman, die vóór de oorlog al in het doel heeft gestaan bij het Haagse Zwart-Blauw, de voorkeur.
Op de radio wordt een ooggetuigeverslag uitgezonden met Nederlands commentaar van Albert Milhado jr. De ouders van verdediger Ten Have, middenvelder Dierijcks en aanvaller Greeve, die thuis respectievelijk in Elburg, Rotterdam en Poeldijk heimelijk in een hoekje van de huiskamer naar de radio luisteren, zullen minder geïnteresseerd zijn geweest in het wedstrijdverloop. Zij horen de commentator de namen van hun zonen noemen. Die zijn dus nog in leven!
Sinds het uitbreken van de oorlog hebben ze geen enkel levensteken van hun jongens vernomen. Pas tegen het einde van 1941 wordt het voor de militairen mogelijk om via het Rode Kruis zo nu en dan een kort briefje van maximaal 25 woorden aan de familie te schrijven.